[foto update] Middelharnis - Het plastic is eraf en het historische stations-/wachthuisje van de RTM, althans een reconstructie daarvan, staat weer op z'n plaats aan de buitenhaven van Middelharnis, bij de eerder gerestaureerde veersteiger. Een mooi gezicht, met veel geschiedenis daarachter. We praten u graag een beetje bij over vroeger. Lees hieronder verder en kijk voortaan met andere ogen naar dit leuke "huusje op 't hoad van Menheerse".

"Hoezee, hoezee, de tram rijdt op Flakkee, Kijk, kijk, daar komt ze aan! Ze blijft hier even staan! Stap in, stap in en rij maar mee!" Met dit liedje werd de allereerste tram op Goeree-Overflakkee op station Middelharnis onthaald door een koor van schoolkinderen. Aan boord bevond zich een prominent gezelschap. Uitgenodigd waren onder andere de minister van Waterstaat, de Commissaris van de Koningin, leden van Provinciale Staten en de Tweede Kamer en alle burgemeesters uit plaatsen langs de route van Rotterdam naar Goeree-Overflakkee. De gasten hadden zich die ochtend verzameld op het station van de Rotterdamsche Tramweg-Maatschappij (RTM) aan de Rotterdamse Rosestraat, waar de feesttram om 9.25 vertrok naar Hellevoetsluis. Daar werd overgestapt op een schip dat iets na elven in Middelharnis arriveerde en begon aan een eerste rit over het eiland.

Het was 30 april 1909. Een bijzondere dag, want die ochtend was op Paleis Noordeinde prinses Juliana geboren. De toekomst van de monarchie was gered en ook voor Goeree-Overflakkee zag de toekomst er zonnig uit. Het eiland was nu stukken beter bereikbaar, een flinke vooruitgang voor inwoners, bezoekers en vooral ook voor de boeren op het eiland die gemakkelijker hun vee en landbouwproducten zouden kunnen afzetten.

De RTM was in 1878 opgericht door twee Gelderse ondernemers. Zij wonnen de Rotterdamse aanbesteding voor de aanleg en exploitatie van paardentramlijnen in de stad. Het bedrijf breidde snel uit, maar trok zich in 1904 terug uit het stadsvervoer om zich te concentreren op het vervoer van en naar de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden. Hier was vraag naar, onder andere door arbeiders die in Rotterdamse haven gingen werken. Er werd een netwerk van stoomtramlijnen aangelegd in onder meer de Hoeksche Waard (1898), op Schouwen-Duiveland (1900) en Voorne-Putten (1905) Om de verbindingen op de eilanden op elkaar aan te sluiten, werden ook veerdiensten opgezet. In 1909 was ook Goeree-Overflakkee aan de beurt.

Bedrijvigheid
In de jaren daarvoor was hard gewerkt aan de voorbereidingen. Zo was er een speciale tramhaven gegraven door Rijkswaterstaat, naast de buitenhaven van Middelharnis. Vanuit deze Rijkstramhaven konden passagiers van de RTM-veerdienst overstappen op de tram. Het ponton met loopbrug waarop reizigers konden uitstappen is onlangs in ere hersteld. In de haven is ook nog een aantal dienstwoningen van Rijkswaterstaat te zien, zoals de woning van de voormalige Rijkshavenmeester.

In Middelharnis was een prachtig en opvallend groot station gebouwd, net buiten het dorp. Op deze locatie – waar tegenwoordig het gemeentehuis van Goeree-Overflakkee staat – werden onder meer een werkplaats, een remise en een watertoren gebouwd. Die laatste was nodig om ketelwater voor de stoomlocomotieven op te slaan. Het water werd door de RTM opgepompt uit de duinen bij Ouddorp, er was namelijk nog geen waterleiding op het eiland. Ook in Ooltgensplaat en Ouddorp waren watertorens gebouwd voor dit doel. In Middelharnis en Sommelsdijk had de RTM ook dienstwoningen gebouwd voor haar medewerkers. De bedrijvigheid in het stationsgebied van Middelharnis trok ook nieuwe bebouwing aan. In 1912 werd er een hotel gebouwd en een aantal jaren later ook een Rijks Hoogere Burgerschool (HBS) en een veiling.

Op het eiland werd in totaal zo’n 45 kilometer tramspoor aangelegd, vaak naast bestaande wegen. Omdat de wegen en de wegbermen op het eiland smal waren werden daarvoor stroken aangrenzend land onteigend. Er waren twee lijnen op het eiland: vanuit Middelharnis naar Ouddorp via Sommelsdijk, Dirksland, Melissant, Stellendam en Goedereede. En de andere kant op, vanuit Middelharnis via Nieuwe-Tonge en Oude-Tonge naar Ooltgensplaat, op het oostelijke puntje van het eiland. Speciaal voor het goederenvervoer waren er verbindingen aangelegd naar de havens van Dirksland, Oude-Tonge en Ooltgensplaat. Ook was er een ‘ijslijntje’ aangelegd bij Stellendam, om als alternatief te dienen voor het geval de tramhaven van Middelharnis bij strenge vorst niet bereikbaar zou zijn. Waar het traject obstakels als dijken en kanalen kruiste, werden coupures in de dijk gemaakt en trambruggetjes aangelegd. Voor de trambrug in de haven van Dirksland had de RTM een eigen brugwachter in dienst. Schepen moesten wachten totdat de tram was gepasseerd. Personentrams kregen prioriteit boven de scheepvaart, zo was de regel.

Vergeleken met het fraaie station van Middelharnis en de bedrijvigheid daaromheen waren de andere haltes op het eiland een stuk soberder. De RTM bouwde haltegebouwtjes in onder meer Oude-Tonge, Goedereede en Ouddorp en verpachtte deze aan café-uitbaters. Daarnaast waren er particuliere ‘stationscafe’s’, waarbij in een bestaand café een wachtruimte voor passagiers werd ingericht. Zowel de RTM-pachters als de particuliere ondernemers traden op als agent van de RTM. Zij regelden de verzending en ontvangst van goederen, inclusief ophalen en bezorging. Ook verkochten ze maandabonnementen. Losse kaartjes kon je, behalve op de grote stations, alleen bij de conducteur kopen. De komst van de tram had veel voordelen voor de bewoners. Vroeger waren ze aangewezen op vervoer over het water. Er was een dagelijkse bootverbinding met Rotterdam en Dordrecht, maar daarvoor moest je wel eerst naar de haven van Middelharnis of Ooltgensplaat.

Bron Geschiedenis van Zuid-Holand