Regio - De ambulancedienst in onze regio is naarstig op zoek naar nieuwe ambulanceverpleegkundigen. "Het is erg moeilijk om deze te vinden, hierdoor staan de aanrijtijden onder druk en dat heeft zijn weerslag op de kwaliteit van de zorg." De VRR (VeiligheidsRegioRotterdam), waar de ambulancezorg onderdeel van is, laat ambulanceverpleegkundige Geert-Jan Deddens aan het woord om aandacht voor dit onderwerp te vragen. "We maken verschil tussen leven en dood...." Lees hieronder verder.

Rotterdam - Geert-Jan Deddens: "Hij was neergeschoten, een tiener nog, en lag op straat. De kogel had een slagader geraakt, de toestand van de jongen was kritiek. Dan komt het er in mijn vak op aan om het verschil te maken tussen leven en dood."

Aan het woord is Geert-Jan Deddens: groot, blonde krullen, brede lach en ambulanceverpleegkundige/verpleegkundig specialist acute zorg. Zijn werk noemt hij een passie en de mooiste baan die er is, maar de 40-jarige Rotterdammer maakt zich zorgen.

"We hebben te weinig collega’s, er rijden daardoor te weinig ambulances. Ik wil schoolverlaters, verzorgenden, basisverpleegkundigen en verpleegkundigen in ziekenhuizen oproepen om zich eens te verdiepen in de prachtige job die ik heb. We kunnen veel nieuwe collega’s gebruiken."

Mee in de ambulance - gillende sirene en zwaailichten aan - om mensenlevens te redden, vereist veel van een mens. Ambulanceverpleegkundigen moeten heel wat kennis en kunde in huis hebben, die expertise onmiddellijk kunnen toepassen en met grote stress omgaan. Wie dat allemaal kan, heeft ook wat.

Geert-Jan: "Je moet soms echt knallen en ziet en beleeft dingen die anderen nooit zullen mee maken. Je komt overal; in het crackpand maar ook in de luxueuze villa. Allerlei mensen tref je aan, van zwervers tot kouwe kak. Het is avontuurlijk, spannend, soms heroïek. Een ambulanceverpleegkundige staat middenin de maatschappij, werkt veel buiten en ondersteunt zijn medemens bij de meest kritieke momenten van het leven. Voor de ene patiënt is dat een ingescheurde teennagel, voor de ander een reanimatie. Dat hele gebied daartussen, dat kom je allemaal tegen."

Het ambulancewerk zit de Rotterdammer in de genen. Zijn moeder werkte lang in de zorg. Zijn pa begon in 1977 als ambulanceverpleegkundige en kan het nog steeds niet laten. Geert-Jans vader is nu 63 en zó gemotiveerd dat hij nog wekelijks een aantal diensten draait.

Als kleine jongen raakte Geert-Jan gefascineerd door de vele verhalen aan de eettafel. Urenlang dook hij in de boeken van zijn vader om te lezen over ECG’s en hartafwijkingen. "Toen ik achttien was, ging ik voor het eerst mee op de wagen. Ik was meteen verkocht. Eerst volgde ik zoveel mogelijk opleidingen en deed ik ervaring op in ziekenhuizen. Elf jaar geleden begon ik zelf op de ambulance."

Veel gevallen blijven hem bij. Zoals de op straat neergeschoten tiener. "Dat was heel bijzonder. Toen we aankwamen, werd de knul al gereanimeerd door collega’s van de eerste ambulance. Ook wij gingen aan de slag want in een reanimatie-setting zijn er veel taken. Onduidelijk was nog wat er mis was. De jongen kon een hartprobleem hebben. Er bleek iets anders aan de hand te zijn. Tijdens het reanimeren ontdekten we opeens een gaatje in zijn spijkerbroek, ter hoogte van zijn heup. De jongen had een schotwond opgelopen en verloor veel bloed."

Er kwam bijstand van een mobiel medisch team van de traumahelikopter. Aan boord was ook een chirurg/traumatoloog. "Met z’n allen besloten we de jongen te blijven reanimeren. Met een telefoontje naar het ziekenhuis regelden we dat daar bloed klaarstond. Tijdens de rit naar het ziekenhuis, een minuut of vijf, kregen we een hartslag terug. De slagader is tijdens een spoedoperatie in het ziekenhuis gedicht. De jongen was gered en herstelde. Mijn collega-ambulancechauffeur en ik geven elkaar met zo’n mooie afloop wel een high five."

Geert-Jan Deddens is net als zijn collega’s een echte 'teamplayer'. "Je moet als ambulanceverpleegkundige ook aansturen, helder blijven denken en leiderschap tonen. Contacten onderhouden met verschillende mensen en diensten. Brandweer, politie, ziekenhuizen, huisartsen, psychiatrie of burgers. Bij die laatste groep kunnen de emoties hoog oplopen."

Zoals in een speeltuin, waar een vijfjarig jongetje bij de glijbaan zomaar was omgevallen en buiten kennis bleef. Veel huilende kinderen. Grote paniek. "Dan is het rust bewaren en overzicht houden", aldus Geert-Jan.

"Kinderen zijn sowieso anders; we hebben er minder vaak mee te maken, dus het is zaak om die kennis op peil te houden. De reanimatie was snel opgestart, maar de kleuter reageerde niet goed. Ook het team van de traumahelikopter kwam erbij. In een nabijgelegen gebouwtje, legden we het kind op een tafel en brachten we een beademingsbuisje in. We waren lang bezig met beademen en reanimeren. Plotseling kwam er weer hartslag."

Razendsnel moest het patiëntje naar het Sophia Kinderziekenhuis waar een team aan specialisten in de startblokken stond. "Onze grootste zorg was dat er hersenschade was opgetreden, gelukkig bleek dat niet het geval. Het jongetje lag nog aan een tijdje aan de hartlongmachine en is na een operatie helemaal hersteld. Hij bleek een aangeboren hartafwijking te hebben. Dat maken we ook regelmatig mee bij jonge sporters die op het sportveld in elkaar zakken. Ook dan is er veel stress om je heen. We zijn ervoor opgeleid om daar mee om te gaan."

Lang niet altijd belandt hij in heldhaftige situaties. Soms lijkt iemand er ernstig aan toe te zijn, maar spelen andere factoren mee. "Neem iemand die met een deadline zit op zijn werk. Thuis loopt het al niet goed, hij is moe, voelt zich niet lekker en krijgt nog een tegenslag te verduren. Hij gaat hyperventileren, valt op de grond en voelt zich onwel. Omstanders bellen 112."

Stap voor stap gaat Geert-Jan dan alle ‘alarmpunten’ langs. "Eerst grondig en volgens vaste structuur kijken of iemand bijvoorbeeld geen hersenbloeding of onderliggend hartinfarct heeft. Als we dat allemaal hebben uitgesloten, zorgen we voor een rustige omgeving, waar de patiënt zijn verhaal kan vertellen. Ondertussen houden we in de gaten of zijn situatie verbetert. Is dat niet het geval, dan nemen we iemand mee naar het ziekenhuis. Knapt de patiënt wel op en is de spoedeisende afdeling van een ziekenhuis niet de juiste plek, dan geven we soms adviezen. Om te praten met de huisarts, of om therapie te volgen."

Vaak komt Geert-Jan ook bij terminale patiënten die niet meer gereanimeerd willen worden. "Als iemand dan stopt met ademen en heel benauwd wordt, bellen de familieleden toch om een ambulance omdat zij moeite hebben met de omstandigheden. Op die momenten hoeft redden niet meer. Dan ben je er vooral om te luisteren en te begeleiden."

Vanwege het grote tekort aan ambulanceverpleegkundigen trekt de blonde Rotterdammer aan de bel. "We komen nu zo veel mensen te kort, dat er te weinig ambulances rijden. Dat betekent dat we de aanrijtijd van vijftien minuten niet altijd meer halen. In veel gevallen maakt één of twee minuten later niet uit. Bij de hyper-acute zorg – zoals reanimatie, infarcten of grote bloedingen – telt echter elke minuut."

Geert-Jan en zijn collega’s hopen vurig op nieuwe aanwas: "We verwachten wel dat iemand een mbo- of hbo-opleiding heeft als verpleegkundige en daarna een specialistische vervolgopleiding anesthesie, spoedeisende hulp of intensive care volgde. Het duurt dan nog een maand of acht om te worden opgeleid voor het werk op de ambulance. Dan ben je al wel onder begeleiding op de ambulance bezig."

Ook verzorgenden en basisverpleegkundigen komen in aanmerking. Geert-Jan Deddens wijst op alternatieve opleidingstrajecten: "Eerst werken op de zorgambulance en leren om uiteindelijk als ambulanceverpleegkundige aan de slag te kunnen, is mogelijk. Wie eenmaal als ambulanceverpleegkundige werkt, hoeft qua ontwikkeling niet stil te staan. Dan is de stap naar de traumahelikopter, rapid responder (met de auto/motor) of de opleiding verpleegkundig specialist een optie."

Meer informatie staat op de website van AmbulanceZorg Rotterdam-Rijnmond: azrr.nl

Voor rechtstreeks contact met Geert-Jan, kun je mailen naar: geertjandeddens@azrr.nl.